Wel, het is iets
anders gegaan. Ik wilde zelf niet
zozeer ontsnappen aan een zekere natuurbeleving welke ik als ‘geconditioneerd ‘
had getypeerd.
Met het geconditioneerde
bedoelde ik meer het vanzelfsprekende dat uitgaat van een horizontaal geplaatst
doek op de ezel. Plaats ik een doek verticaal dan is dat eerder spiritueel en
indien horizontaal dan is dat eerder aards. Puur de stand van het rechthoekige
doek.
De geschilderde vormen
die ik herhalend toepaste ( in de eerdere schilderijen ) probeerde ik zo
horizontaal mogelijk aan te brengen ( zeg maar waterpas ). Voorafgaande aan het
verticale doek had ik vijf horizontale werken gemaakt. Om het herhalende,
eentonige of vanzelfsprekende, te doorbreken wilde ik dat zesde doek verticaal.
De beleving van een zekere smalte maakte dat ik anders ging kijken/denken/handelen.
Het ging mij ook niet zo
nodig om te komen tot een ander perspectief. In de zin van verdwijnpunten. Het
herhalende, van de vormen, in een breed doek, geeft mij meer ruimte, ook meer
speelruimte. Door die ‘ beperkende ‘ smalte moest ik wel tot een ander soort
ritme komen. Dat heeft ook te maken met de snelheid van het aanbrengen. Steeds
in een keer, over de gehele breedte. In een smal doek werkt dat voor mij anders
uit. Waar nog bij komt dat ‘ de boomstammen ‘, voor mij aanvankelijk een nogal
dwingende plaats innamen. In dit doek werkte ik vanuit het midden naar boven
toe ( en ook van links naar rechts ) en vervolgens vanuit datzelfde midden naar
beneden. Door deze manier van werken
resulteerde dat in een ander perspectief, tijdens dat maken. Dus niet zozeer
een van te voren bedachte andere wijze van schilderen maar door het proces tot
die conclusie komen.
Het ‘ perspectief ‘
zit ook niet zozeer in het doek. Door het doek, wanneer ik sta, iets
boven mijn ooghoogte ophang en ik zelf in een tamelijk lage stoel ga zitten, is
mijn opwaarts gerichte blik een omhoog kijken. Dan beleef ik dat andere
perspectief.
Je kunt positief of
negatief kijken, maar ook het geheel. Daar waar je in de voorstelling niets
herkent. Indien je scheel kijkt naar de tweedimensionale voorstelling van de
vaas, dan kun je beide tegelijkertijd zien zowel positief en negatief. Of dat ‘
normaal ‘ kijken betreft, is iets anders.
De betekenis van illusie
in het geval van Rubin, lijkt mij gegrond op een vorm van
‘ gezichtsbedrog ‘. Maar is het eigenlijk niet ‘ trompe l’oeil ‘. Een vergissing van het oog, in de zin van ‘ niet goed kijken ‘.
‘ gezichtsbedrog ‘. Maar is het eigenlijk niet ‘ trompe l’oeil ‘. Een vergissing van het oog, in de zin van ‘ niet goed kijken ‘.
Misschien is dus zoals
ik naar mijn schilderij kijk wel heel anders omdat ik ook het gehele proces als
het ware zie. De beschouwer kent alleen het eindresultaat en kijkt en ervaart
het mogelijk daardoor anders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten